Het Grote Avontuur van Grijs-Oor en Stamper.

Ergens in een groen, groen, groen, groen knollen-knollenland liepen twee vrolijke haasjes heel parmantig rond. Het dikste haasje was Grijs-Oor. Stamper herkende je meteen, omdat hij altijd met zijn rechter achterpootje aan het stampen was. Grijs-Oor speelde graag op zijn trommeltje en Stamper blies op een fluitje dat hij ooit samen met zijn vader had gemaakt van een stukje vlierboom. Stamper en Grijs-Oor waren altijd samen. Als je Stamper zag, was Grijs-Oor nooit ver weg, of andersom.

Samen huppelden ze door de velden, knabbelden hier en daar aan wat lekkere klaver, maar het liefst natuurlijk aan de wortelen van boer Harm. Als ze dorst hadden, dronken ze water uit een heldere poel.
Hun dagen waren zorgeloos en vol plezier. Soms schrokken ze als meneertje Vos te dicht in de buurt kwam. Gelukkig hadden ze veel vrienden in en rondom het grote bos; er was er altijd wel een die hen waarschuwde voor onraad.

Als ze zich verveelden, maakten ze muziek: Stamper op de fluit, Grijs-Oor op de trommel. Hoe mooi kon het leven zijn? Toch waren er een paar bosbewoners die een geheel andere mening hadden over de twee muzikantjes. In een hele grote en hoge boom woonde de familie Kraai met hun glinsterende oogjes. O wee als je in de buurt van hun boom kwam! Dan schreeuwden ze met hun kraaienstem: “Wegwezen! Dit is onze boom! Als je niet weggaat, pakken we je!” De meeste bosbewoners gingen met een grote boog om de boom heen.

Maar Stamper en Grijs-Oor waren niet bang. Soms gingen ze onder de boom zitten. Stamper speelde dan zo vals mogelijk op zijn fluit en Grijs-Oor sloeg hard op zijn trommel, helemaal uit de maat! Het duurde dan niet lang of de familie Kraai schreeuwde nog harder dan de valse muziek van de twee haasjes. Uiteindelijk gingen de haasjes lachend ervandoor.

Op een zonnige dag besloten de haasjes naar het land van boer Harm te gaan, waar de lekkerste worteltjes en knollen groeiden. Dit jaar was de boerenkool ook al zo lekker, maar ze moesten opschieten, want die avond zouden ze muziek maken op het jaarlijkse feestje van familie Egel. Elk jaar, net voor de winter, kwamen veel dieren samen in het grote bos om te feesten. Familie Egel en nog meer dieren gingen in winterslaap, maar voordat het zover was, werd er eerst een feestje gegeven.

Onderweg schepten de haasjes op over wie de meeste wortels kon eten. Volgens Grijs-Oor kon hij er wel tien op. Stamper moest daar hard om lachen. Hij wist zeker dat hij de beste eter van de twee was. Luid lachend pakten ze hun instrumenten en speelden samen vrolijke muziek terwijl ze naar de moestuin huppelden.

Nieuwe vrienden

Terwijl ze door het hoge gras sprongen, kwamen ze hun vriendje Spikkel de veldmuis tegen. “Waar gaan jullie zo snel naartoe?” piepte Spikkel. “Naar het feest van familie Egel!” riepen de haasjes in koor. Spikkel wilde graag mee, dus samen gingen ze verder. Onderweg kwamen ze ook nog Bella Merel tegen. Zij kon prachtig zingen. “Zullen we samen ook een liedje spelen op het feest?” stelde Bella voor. Iedereen vond dat natuurlijk een geweldig idee!

Om bij familie Egel te komen, moesten ze over de groene weide lopen. Na een tijdje waren ze al dicht bij de bosrand. Maar voordat ze daar aankwamen, klonk er een luide knal! Stamper liet van schrik zijn fluit vallen en rende snel naar de bosrand. In zijn ooghoek zag hij dat Grijs-Oor stil op de grond lag, zijn trommel een stukje verderop. “Wat was dat voor knal?”

Tinus Jager, een vriendelijke man met een hond, liep door het veld met zijn glimmende jachtgeweer. Snif, de hond, was deze keer niet meegekomen omdat hij een gebroken pootje had. Tinus vond goed wildbeheer belangrijk. Hij wilde goed voor de natuur zorgen en schoot alleen als het nodig was. (De schrijver van dit verhaaltje heeft daar een geheel andere mening over, maar dit verhaaltje gaat niet over hem.) Tinus had zich verscholen achter een grote struik. Toen hij plots de haasjes zag, begonnen zijn ogen te glanzen. “Dat wordt een mooie vangst,” mompelde Tinus, en er kwam een brede glimlach op zijn gezicht. Maar Tinus miste! Grijs-Oor was zo geschrokken dat hij niet durfde te bewegen. Tinus dacht dat hij een haasje had geraakt, misschien omdat Grijs-Oor heel stil op de grond was blijven liggen.

Terwijl Tinus een sigaretje rookte, kroop Stamper voorzichtig naar Grijs-Oor. “Ik ben zo bang,” fluisterde Grijs-Oor. “Dat snap ik,” fluisterde Stamper terug, “maar we moeten hier snel weg, anders zijn we straks allebei het haasje!”

Heel voorzichtig kropen de haasjes door het gras naar de bosrand. Spikkel en Bella wachtten daar al op hen; ook zij waren erg geschrokken! Toen Tinus later op de plek kwam waar kort daarvoor Grijs-Oor had gelegen, was het haasje gevlogen. “Huh?! Hoe kan dat dan?” mompelde Tinus en keek verbaasd rond. Een tijdje bleef hij nog zoeken, maar hij gaf het uiteindelijk op en ging met lege handen naar huis.

Het grote bosfeest

Die avond, veilig in het bos bij familie Egel, kwamen alle dieren samen: de eekhoorns, de uilen, de muizen, de vogels en zelfs een paar nieuwsgierige egels uit het verre veld. Grijs-Oor en Stamper speelden vrolijke muziek, Spikkel trommelde mee op een notendop en Bella zong haar mooiste lied. Iedereen danste en lachte, en er was genoeg eten voor iedereen: worteltaart, bessenlimonade en knapperige blaadjes.

Toen het feest bijna afgelopen was, vertelde Stamper het spannende avontuur van die dag. Iedereen luisterde ademloos en was blij dat de haasjes veilig waren. “Wat een geluk dat jullie zo goed kunnen sluipen!” riep een jonge egel bewonderend.

Na het feest gingen Grijs-Oor en Stamper samen met hun vrienden terug naar hun knollen-knollenland. Ze beloofden elkaar altijd goed op te letten en samen muziek te blijven maken. En als Tinus ze niet heeft gevangen, maken ze nog steeds muziek in het groene, groene knollen-knollenland