Dinie

Elke ochtend hetzelfde liedje: moeder Gradda moet Dienie weer uit bed trommelen, en dat is deze week al de zoveelste keer. Moeder Gradda is het meer dan zat. “Kom je nog een keer uit dat bed?” haar felle, luide stem dondert door het huis. “Ja, ja, ik kom er al aan!” antwoordt Dienie verschrikt, haar haren bijna rechtop van de schrik. Als moeder boos wordt, kun je haar maar beter uit de weg gaan.

Dienie is een echte avondmens: ’s avonds kan ze het bed niet in, en ’s morgens kan ze er niet uit. Gisteravond was het precies andersom. Toen zei moeder Gradda nog: “Je moet zo naar bed, want morgen moet je er weer vroeg uit.” Meerdere keren moest ze dat herhalen voordat Dienie, mopperend, eindelijk naar bed ging.

Vanmorgen was het weer zover. Gradda liep al richting de wasbak om een kommetje koud water te pakken, met het plan dat bij Dienie in haar gezicht te gooien. Maar er klonk gestommel. “Ben je er al uit?” “Ja, al lang,” was het kriebelige antwoord van Dienie. Even later stond ze bij de pomp om zich op te frissen.

Dienie woonde samen met haar vader en moeder in een boerderijtje aan de rand van het dorp. Op het erf scharrelden een paar witte kippen en een haan, in een klein weiland graasden twee roodbonte koeien. Naast het huis lag de moestuin en achter de boerderij was de boomgaard met diverse fruitbomen. In de boomgaard stond ook een kleine bijenschuur. Vader hield daar een paar bijenvolken voor de honing, die hij meestal verkocht op de jaarlijkse zomermarkt. In een schuur hielden ze een tiental varkens, niet voor de slacht, maar voor de fok. Vader werkte in de stad, omdat ze van de opbrengst van het boerderijtje niet konden leven.

Elke dag voordat ze naar school ging, moest Dienie de twee koeien melken. De melk werd later door moeder verwerkt tot kaas en andere producten. Vader Herman en moeder Gradda waren hardwerkende mensen die vooruit wilden komen. Vader had grootse plannen en spaarde elke cent. Gelukkig had hij een goede baan, want eeuwig voor een baas werken wilde hij niet.

Het koude water uit de pomp had Dienie wakker geschud, en al snel liep ze weer zingend door het huis. Na een stevig ontbijt ging ze met het melkwagentje naar de weide. De koeien stonden al klaar om gemolken te worden. Dienie vond het melken niet erg; ze kon dan rustig nadenken over de plannen die ze samen met haar ouders had. Vroeg opstaan vond ze geen pretje, maar eenmaal uit bed was ze de vrolijkheid zelve.

Na het melken werd het gerei gereinigd en de melkbus met verse melk in een grote bak koud water gezet. Daarna was het tijd voor school. Dienie was de enige vrouw in de klas, tussen allemaal mannen, en volgde de opleiding moderne veehouderij. Deze opleiding was nieuw. Dienie stond haar mannetje en was qua leren een van de besten van de klas. Haar interesse lag bij de varkenshouderij. De vraag naar varkensvlees nam snel toe, en Dienie en haar ouders wilden op grote schaal varkens gaan fokken en mesten.

Samen met haar vader hadden ze tien fokzeugen gekocht, en binnenkort kwam er een beer (mannetjesvarken) met goede papieren bij. Deze varkens moesten het begin vormen van de mesterij die ze groot wilden aanpakken, maar daar was geld voor nodig. Nu hadden ze wel een oude schuur met een paar hokken, dat moest voorlopig genoeg zijn.

Elke zaterdag ging Dienie op de fiets naar haar tante Jacoba, een oude vrijgezel die alleen woonde. Dienie hielp haar met het huishouden en boodschappen. Tijdens de koffie of het eten bespraken ze vaak de plannen van Dienie en haar ouders. “Het wordt tijd dat je aan een man komt, Dienie, dan kun je samen iets opbouwen!” Dienie schrok: “Ik aan een man? Daar wil ik nu nog niet aan denken, ik heb daar helemaal geen tijd voor, ben nog druk met school.” De examens stonden voor de deur en ze moest nog veel leren.

Op school was er een leraar, Kees de Vries, die veel wist over varkens. Hij gaf de familie Brocker vaak advies, vooral over rassen en kruisingen. Als adviseur was hij betrokken bij de keuze van de tien zeugen en de beer.

Eindelijk was het zover: Dienie had examen gedaan en nu was het wachten op de uitslag. Maar veel tijd om daarover na te denken had ze niet, want de nieuwe beer was aangekomen. Samen met haar ouders en Kees de Vries bekeken ze het dier, dat vrolijk knorrend door zijn hok liep. Wat een prachtbeest, gekruist met het Duitse landvarken, en hopelijk zou hij voor mooi nageslacht zorgen.

Helaas kwam er aan deze blije dag snel een eind door het bericht dat tante Jacoba was overleden. Een week na de begrafenis kreeg Dienie bericht van de notaris: tante Jacoba had haar een flink bedrag nagelaten. Nu had ze genoeg geld om de nodige schuren te bouwen. Nadat de vergunningen binnen waren, werden er twee grote stallen gebouwd: één voor de fok en één voor het mesten van de varkens. Toen de schuren in aanbouw waren, had de hele buurt het erover. Iedereen had een mening, maar de familie De Vries trok zich nergens wat van aan.

Het ging ze voor de wind. Een paar jaar later trouwde Dienie met iemand uit haar klas die ook in de varkenshouderij zat. Door hard werken groeide hun bedrijf uit tot het grootste varkensfok- en mestbedrijf van de hele omgeving.

IKKE